Martijn Nolte, senior programmamanager MKMD bij ZonMw over proefdiervrij en proefdierwijs beleid
“Proefdiervrij en proefdierwijs zijn beiden nodig om de transitie door te maken.”
Martijn Nolte is senior programmamanager Meer Kennis met Minder Dieren (MKMD) bij ZonMw, een onderzoeksfinancier voor medisch onderzoek en gezondheid. ZonMw is partner van TPI en voert MKMD uit in opdracht van LVVN/TPI.
Hoe zou je de rol van ZonMw in het TPI-partnerprogramma beschrijven?
ZonMw brengt met het Minder Kennis met Minder Dieren (MKMD) programma mooi tot uitvoering waar TPI voor staat, juist door in te zetten op de ontwikkeling, doorontwikkeling en de implementatie van nieuwe proefdiervrije technieken. Maar ook door op een verantwoorde manier te voorkomen dat er te veel dierproeven gedaan worden. Met de kennisinfrastructuur module van MKMD maken we systematic reviews en het publiceren van negatieve of onverwachte data mogelijk. Ik zie daar een hele belangrijke rol voor ZonMw in. Behalve met het MKMD-programma kun je er als financier breder mee aan de slag gaan. Voor mij ligt dit in het verlengde van elkaar.
Hoe stimuleert ZonMw als onderzoeksfinancier proefdiervrij onderzoek?
Heel concreet zetten wij subsidie-oproepen op voor de ontwikkeling van nieuwe technieken en met het nieuwe programma ook heel sterk op de validatie ervan. Dat is één van de inzichten die voortkomt uit de Kennisagenda die we in 2023 opgeleverd hebben. Daaruit bleek dat het gebrek aan validatie gezien werd als een struikelblok voor de opname van nieuwe technieken. Zowel met Create2Solve, ValNAM als met de Nationale Wetenschapsagenda stimuleren we juist de doorontwikkeling en de validatie van die nieuwe technieken.
De kennisagenda heeft dus geleid tot een nieuw MKMD-programma. Er zijn interessante inzichten uit de kennisagenda verwerkt in het nieuwe programma. Bijvoorbeeld om de dierproef niet meer te zien als de gouden standaard. We programmeren daar ook op. Zo geven we vanuit het MKMD-programma onderzoekers van een Off Road-subsidie een financiële stimulans als ze hun onderzoek volledig proefdiervrij uitvoeren. Daarmee hebben we eigenlijk al ons doel bereikt: mensen laten nadenken over of een dierproef wel de juiste methode is of dat je je onderzoek proefdiervrij kunt doen.
ZonMw werkt ook aan een Proefdierwijs beleid. Kun je daar wat meer over vertellen?
Onder proefdierwijs verstaan we dat we onderzoek zo veel mogelijk proefdiervrij moeten doen maar daar waar dat niet kan, willen we zorgen dat het zo goed en zo transparant mogelijk gebeurt. Zo goed mogelijk betekent dat je goede richtlijnen toepast zoals PREPARE en de ARRIVE guidelines. Dat betekent dat je zoveel mogelijk informatie verstrekt over hoe je de dierproeven hebt uitgevoerd, en wat daaruit kwam. Zo transparant mogelijk houdt in dat je je dierproeven preregistreert, publiceert in open acces tijdschriften en ook neutrale en negatieve data publiceert. Dit nieuwe beleid komt voort uit de pilotstudie die we vorig jaar opgeleverd hebben aan het ministerie van OCW, waarbij we het gebruik van deze transparantie-methodes door onderzoekers onderzocht hebben. Hoe landen die instrumenten? Van zowel de ARRIVE guidelines als preregistratie bleek dat veel onderzoekers er niet bekend mee waren. Maar dat ze na toepassing ervan enthousiast werden en het vaker zouden gaan gebruiken, zeker de ARRIVE.
Waar we als ZonMw naartoe willen, is dat we veel meer proefdierwijs gaan financieren. We zijn daarom nu bezig om de ARRIVE guidelines en preregistratie toe te passen in alle programma’s van ZonMw. Dat is nu nog niet zo. En dat willen we gelijk gaan trekken.
Eén van de dingen die me positief verrast heeft, is hoe goed de term proefdierwijs landt, omdat het mensen ook verbindt. De proefdieronderzoekers zeggen dat dit een reëel perspectief is, dit zet ze niet weg in een bepaalde hoek maar het is inclusief. In deze functie bij ZonMw zet ik mij in voor beide kanten - proefdiervrij en proefdierwijs – beiden zijn nodig zijn om die transitie door te maken. Je wilt juist ook de mensen die proefdieronderzoek doen op een positieve manier bij de transitie betrekken. Dat is een uitdaging, maar ik denk dat we met proefdierwijs wel een stap in de goede richting zetten.
Welk ZonMw- onderzoeksproject is voor jou een mooi voorbeeld van doorbraken in proefdiervrij onderzoek?
Als ik kijk hoe ZonMw en dan met name ook hoe MKMD zich in de Covid-crisis heeft bewogen, vind ik dat een heel mooi voorbeeld hoe er snel een aantal hele mooie projecten zijn gehonoreerd waar we nu ook recent de uitkomsten van gezien hebben. Eén van de projecten is HepaPuff van Theo Geijtenbeek waarbij ze een ontstollingsmiddel, Heparine, gebruikt hebben om te kijken of dat kan voorkomen dat een virus epitheelcellen in de neus kan infecteren. Daarbij hebben ze humane gezonde vrijwilligers ingezet. Ze gaven deze mensen Heparine met een neusspray en met een ‘nose swab’ verzamelden ze epitheelcellen van de vrijwilligers om te kijken wat dat met de virusinfectie doet. Dat blijkt dus heel goed te werken. Ze kijken nu of dat alleen werkt voor SARS-CoV-2 (dat Covid-19 veroorzaakt) of ook voor andere virussen.
Hoe belangrijk is het dat we de samenleving betrekken bij de transitie naar proefdiervrij onderzoek?
Dat is heel belangrijk. We hebben veel vragen. Bijvoorbeeld de vraag hoe de burger kijkt naar verzoeken om hun restweefsel af te staan voor onderzoek? Of dat ze mee willen werken aan onderzoek zoals in het project wat ik net noemde? Uit onderzoek is gebleken dat mensen daar heel positief op reageren.
Als je naar een breder perspectief gaat kijken, ben ik zelf ook heel benieuwd hoe een patiënt of een burger aankijkt tegen een product waarvan ze weten dat het niet in dieren getest is. De meeste mensen zullen zeggen: “Hartstikke goed”. Maar als het een geneesmiddel is dat nog nooit in een dier getest is, is men dan nog steeds enthousiast? Want dan kleven er misschien gezondheidsrisico's aan die je niet zou willen. Aan de andere kant denk ik dat weinig burgers en patiënten zich bewust zijn van het feit dat er nog steeds proefdiermodellen gebruikt worden voor onderzoek naar bepaalde ziektes, terwijl deze proeven slecht vertalen naar de mens. Vindt men dat verantwoord voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, of zouden we juist daar nieuwe NAMs voor moeten ontwikkelen, die beter vertalen?
Hieraan gerelateerd is ook de hoe de patiënt of de burger omgaat met onzekerheid? We leven steeds meer in een wereld waarbij we met onzekerheid om moeten kunnen gaan, maar willen ons tegen alles verzekeren en we eisen veiligheid. Dat heeft tot gevolg dat die testen op veiligheid heel veel geld en dierenlevens kosten. En het roept ook de vraag op hoeveel veiligheid het daadwerkelijk oplevert. Is het dan geen schijnveiligheid? Zou je daar als overheid, als financier, misschien een rol in hebben om ook die vragen te stellen en met de burger in gesprek te gaan?
Welke mogelijkheden zie jij voor de komende periode om de transitie te versnellen?
Waar ik aan denk, is om gebruikers van dierproeven hier meer bij te betrekken, proefdierwijs zie ik toch ook als een instrument in de transitie. Daarnaast is het ook belangrijk om in te zetten op het valideren van proefdiervrije alternatieven, want alleen gevalideerde methodes die worden opgenomen in richtlijnen worden gebruikt door grote industrieën. Ik zie ook heel veel mogelijkheden om in Europa veel meer actief te worden. De transitie is een internationaal fenomeen, publicaties van onderzoekers gaan over landsgrenzen heen, net als technieken die door diverse partijen gebruikt worden.
Daarnaast speelt toch ook geld een rol. Ons wensenlijstje is groter dan de portemonnee die we hebben. Als ik kijk naar andere programma’s van ZonMw, is MKMD een klein programma qua financiering. Het is natuurlijk heel mooi dat het Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) met 124,5 miljoen euro uit het Groeifonds gaat starten, daar hebben wij ook een rol in. Maar het CPBT heeft al een duidelijke focus rondom een paar specifieke ziektes. Er blijven dus nog een hoop onderwerpen over. Ook daarin moeten we oog houden voor wat er nog meer kan.
Ook in Europa is er maar een handjevol programma’s voor proefdiervrije innovaties en dat verbaast me wel. Dat we met z’n allen wel het belang, de kracht en de meerwaarde zien van proefdiervrije innovaties, maar dat er toch relatief weinig geld naartoe gaat. En dat vind ik moeilijk.
Hoe kunnen we de voorloper-positie van Nederland in Europa nog meer benutten voor de transitie naar proefdiervrij onderzoek?
Heel concreet denk ik dat de inzet van TPI binnen de European Research Area (ERA) actie en de roadmap voor uitfasering van dierproeven voor veiligheidsonderzoek hartstikke goed is. Ik hoop zo dat die ERA-aanvraag succesvol wordt. Dan kun je als Nederland ook het secretariaat voor je rekening nemen en kun je echt gaan sturen. Je kunt anderen gaan inspireren nog meer te gaan doen dan ze nu doen. Dus echt actieve participatie.
Wat ook helpt is om op Europees niveau aan meetings deel te nemen, daar ook actief te zijn. EUSAAT is met name een heel belangrijk platform voor ons, waar je ook sessies kunt organiseren als funder, wat we afgelopen jaar ook gedaan hebben. Je kan laten zien welke mooie projecten er al lopen en met welke financieringsinstrumenten je de transitie kunt bevorderen.
De missie van TPI is beter voorspellen zonder proefdieren. Wanneer is die missie voor jou geslaagd?
Een tweeledig antwoord. Voor mij is die al geslaagd. Want we zijn er al mee bezig, we zijn al beter aan het voorspellen zonder proefdieren wanneer je kijkt wat voor mooie nieuwe technieken er in de afgelopen twintig à dertig jaar ontwikkeld zijn; een heel inspirerend voorbeeld is het gebruik van patiënt-specifieke organoïden om te bepalen op welk geneesmiddel een patiënt met taaislijmziekte het best zal reageren . Dat vind ik een briljante toepassing. Dus dat doen we al.
Aan de andere kant zijn we er nooit klaar mee, want er is geen einde aan die missie. Ik denk dat er altijd proefdieronderzoek zal blijven. En ik denk dat het altijd goed is om proefdieronderzoek dusdanig te verfijnen dat je je vraagstelling beter kan beantwoorden. En in sommige gevallen, dat is mijn voorspelling, gaan we toch ook toe naar dierproeven die heel erg goed voorspellend zijn voor de mens. Er bestaan al gehumaniseerde muismodellen, waarbij een muis een humaan immuunsysteem heeft gekregen; de resultaten hieruit blijken veel beter te vertalen naar de mens dan experimenten met gewone muizen.
Dus de transitie naar proefdiervrije innovaties is wat mij betreft gestoeld op twee uitgangspunten: een betere vertaling naar de mens, en vanuit ethische redenen stoppen met dierproeven, omdat het ethisch niet verantwoord is. Die eerste, als je proefdiermodellen hebt die heel goed vertalen naar de mens, is het de vraag of dat een probleem is. En als het als het ethisch verantwoord is om deze dierproeven te doen, dan zou je dat nog steeds als onderdeel kunnen zien van de transitie naar beter voorspellende modellen.
Maar dan kijk je alleen naar het element beter voorspelbaar. Hoe zit het dan met het aspect ‘zonder proefdieren’ vanuit een ethisch standpunt?
De Wet op de Dierproeven zegt dat een dierproef alleen mag worden uitgevoerd als er geen goed alternatief is, dus proefdiervrije methodes zijn altijd te prefereren, niet alleen vanuit een ethisch, maar ook vanuit een juridisch perspectief. Maar de mate van vertaalbaarheid is ook van invloed op de ethische toetsing. En daar zit ook een persoonlijke afweging in: een onderzoeker die het überhaupt ethisch onverantwoord vindt om dierproeven te doen, zal daar altijd van wegblijven. Maar een andere onderzoeker kan besluiten om, indien een dierproef de juiste methode is om een vraagstelling te beantwoorden en daar geen goed in vitro alternatief voor is, deze dierproeven voor te leggen aan de CCD/DEC. Als daarbij duidelijk is dat de uitkomsten van de dierproef goed vertaalbaar zijn naar de mens, zal dat doorwerken op de harm/benefit-analyse (afweging van het verwachte ongerief voor het proefdier en het belang van de resultaten) en daarmee van invloed zijn op de ethische toetsing. Dus de ontwikkeling van beter vertaalbare dierproeven vind ik een hele spannende in de transitie.
Jij hebt zelf meer dan 20 jaar als onderzoeker gewerkt en nu ben je al een paar jaar senior programmamanager bij ZonMw voor MKMD. Heeft dit jouw blik op onderzoek en het onderwerp proefdiervrij veranderd?
Mijn mening is zeker veranderd omdat ik nu veel meer zie wat er allemaal kan met proefdiervrije modellen, omdat ik veel meer buiten mijn eigen vakgebied heb kunnen kijken. Tegelijkertijd zie ik ook nog steeds dat dierproeven waardevol kunnen zijn voor het beantwoorden van een bepaalde vraag. Ik kan die ervaring die ik als onderzoeker heb, daarom nog steeds inzetten. Daardoor kan ik ook een gesprekspartner zijn voor mensen die proefdieronderzoek doen en proefdierwijs toepassen bij ZonMw en daarbuiten.