‘We moeten denken in termen van het onverwachte’

Sleutelspeler in de verdeling van overheidsgelden voor medisch-wetenschappelijk onderzoek is ZonMw. Aan deze budgetterende taak verbindt directeur Henk Smid nadrukkelijk een richtinggevende rol in discussies over ethiek, benadering en aanpak in het veld – dus ook waar het gaat om dierproeven. Daarin is volgens Smid veel bereikt en ligt er veel in het verschiet.

ZonMw, motor achter programma’s als Meer Kennis met Minder Dieren (MKMD), is een belangrijke partner in TPI. Smid was voorzitter van de commissie die in 2015 het rapport In transitie uitbracht, en redigeerde al in 1976 het boekje Dierproeven in de moderne samenleving. ‘Onze organisatie vervult al twintig jaar een rol rond proefdieren, en heeft alle ontwikkelingen meegemaakt.’

Vergroot afbeelding Henk Smid
Henk Smid met Diva

De voorloper van MKMD was een programma met de naam Dierproeven begrensd, dat in 2001 van Zorg Onderzoek Nederland (ZON) overging naar het nieuwe ZonMw. ‘In de wetenschap keek men destijds naar Proefdieren begrensd als iets wat moest van de politiek en de dierenbeschermingsorganisaties. Men nam het niet serieus, zette zich er zelfs tegen af.’

Die tijd is inmiddels voorbij, ook dankzij TPI: ‘Nu zitten we echt midden in de paradigmaverandering. Zoiets gaat niet zonder slag of stoot; paradigmaveranderingen doen altijd pijn. Maar de acceptatie in de wetenschap is groter dan ooit. Sterker nog, veel wetenschappers nemen nu het voortouw, waar ZonMw ze vroeger moest aanmoedigen. Ze ontplooien zelf initiatieven vanuit de mogelijkheden die ze zien. In twintig jaar is er dus een geweldige omslag gekomen. Vanuit alle disciplines is er steun en participatie voor proefdiervrije innovatie, al zie ik ook nog steeds stuiptrekkingen van het oude denken.’

'Met alternatieven voor dierproeven blijf je voortborduren op het onvolmaakte'

Hieraan gepaard gaat een andere omslag. ‘We zijn begonnen met de dierproef als norm. Daarvoor wilden we een alternatief ontwikkelen, dat we vervolgens aan die norm zouden moeten ijken. Maar eigenlijk is dat een riskante benadering: een dierproef is een verre van perfect model, je blijft zo voortborduren op het onvolmaakte. Het mooie van TPI is nu dat innovatie en verbetering als zodanig voorop staan. We kijken in de eerste plaats naar vernieuwing in de wetenschap, waardoor we tot beter voorspellende technologieën komen. Ik zie dus twee omslagen in de afgelopen twintig jaar. Wat trouwens ook duidelijk maakt hoeveel tijd dit soort veranderprocessen vergen.’

Openstellen

Uiteraard onderkent Smid verschillen per specialisme. Zo ligt proefdiervrij werken in hartonderzoek eerder voor de hand dan in hersen- of kankeronderzoek. Maar, stelt hij filosofisch: ‘We moeten het hebben van denken in termen van het onverwachte. Als we dingen blijven doen omdat we ze altijd hebben gedaan en geen alternatieven zien, bevestigen we alleen maar het oude paradigma. Onze lijn zou zijn: spreek met elkaar af dat we bereid zijn ongedachte wegen te verkennen. Komt daar vervolgens uit dat er minder kan dan we zouden willen, dan hebben we in elk geval geen mogelijkheden bij voorbaat uitgesloten.’

Juist wetenschappers moeten zich openstellen, vindt Smid, om nieuwe ontwikkelingen een kans te geven. ‘Op tal van deelgebieden gebeuren er nu kansrijke dingen die we tien, twintig jaar geleden voor onmogelijk hielden. Dat we nu organoids produceren, was destijds niet te voorspellen. Vergelijkbare innovaties kunnen en mogen we niet uitsluiten op terreinen waar we vooralsnog geen vooruitgang zien. In mijn optiek is de weerstand tegen verandering die her en der bestaat, deels een generatiekwestie. Al zeg ik erbij: openheid vind je niet per definitie alleen bij jonge wetenschappers, maar ook bij mensen van de oude generatie die onbevangen blijven denken. Die kennen we ook.’

Turbulente fase

De ontwikkelingen zijn volgens Smid niet meer te stoppen, al hebben ze nog wat tijd nodig. We bevinden ons in wat hij noemt een ‘turbulente’ fase. Een van de grootste knelpunten voor de transitie ziet hij in het gegeven dat er wereldwijd nog onvoldoende consensus is. In enkele landen zijn er hotspots die voorop lopen met innovaties als organs-on-a-chip en organoids: daar hoort Nederland bij, net als de VS en het VK. Buiten deze hotspots vormen internationaal gevestigde belangen een obstakel voor verspreiding en verdere ontwikkeling. ‘Om de mindset te veranderen is nog veel wetenschappelijk debat nodig, waarin we de nadruk moeten leggen op betere wetenschap met betrouwbaardere modellen. Maar we mogen niet verzuimen duidelijk te maken dat we zo bijdragen aan de vermindering van dierenleed. En laten we er ook op wijzen dat dierproeven duur zijn, en alternatieven onderzoek op termijn goedkoper maken.’

'We moeten riskante ideeën een kans geven'

Steun voor TPI kan ook komen uit andere hoeken. Smid verwijst naar een nota die minister Hugo de Jonge van VWS een dag voor het interview naar de Kamer heeft gestuurd. Daarin zegt hij 35 miljoen euro toe om alternatieven te ontwikkelen voor ethisch omstreden onderzoek met embryo’s. ZonMw mag het geld gaan verdelen onder wetenschappers die daarvoor voorstellen hebben, en zal hier uiteraard proefdiervrije innovatie bij betrekken.

Zaaigeld

Smid onderkent het risico van versnippering van fondsen en deelt de wens om meer te focussen. Toch weet hij uit ervaring: ‘Met zaaigeld kan je soms geweldige, grensverleggende initiatieven tot bloei brengen. Creativiteit moeten we stimuleren met kleine bedragen om riskante ideeën een kans te geven. Daarbij mag het misgaan, dat hoort bij wetenschap – je moet ook weten wat niet werkt. Maar zodra een project van een paar ton een klapper lijkt te worden, moeten we zorgen voor consortia, die dan grotere bijdragen moeten krijgen.’ Om het omslagpunt te onderkennen leunt ZonMw op het oordeel van peers, die kijken naar zaken als repliceerbaarheid en toetsbaarheid van resultaten. Het grootste consortium dat ZonMw tot dusver financierde, kreeg 6 miljoen. Of er ook méér geld bij moet? ‘We moeten de taart niet alleen anders verdelen, maar zeker ook vergroten. Als we innovatie belangrijk vinden, moeten we gewoon dokken, punt.’

'Het zelfkritisch vermogen van wetenschappers is toegenomen'

Met de steun aan consortia wil ZonMw ook bevorderen dat instituten samenwerken en elkaar aanvullen. Wetenschappers zijn daar steeds meer toe bereid. ‘Dat heeft tijd nodig. Ze zijn altijd in competitie geweest. Je moet ego’s verkleinen, vertrouwen laten groeien. Dat zien we ook gebeuren. Wetenschappers gaan tegenwoordig meer in discussie, hun zelfkritisch vermogen is toegenomen. Wij sturen daarop door oude instructies en voorwaarden los te laten, minder en andere eisen te stellen, onze toetsen per programma goed af te stemmen.’

Verrassingen

Er is dus op het gebied van proefdiervrije innovatie veel in beweging, en volgens ‘cultuuroptimist’ Smid in de goede richting. ‘Er komt nu van alles bij elkaar, dat opeens voor een enorme versnelling kan zorgen: artificial intelligence, big data, organs-on-a-chip, personalized medicine. De komende tien jaar staan ons grote verrassingen te wachten. En ik ben er trots op met ZonMw altijd in de voorhoede te hebben gezeten. Al zeg ik erbij dat we in de gelukkige omstandigheid zijn dat een voorname speler op dit terrein ook een grote omslag heeft gemaakt. Onze TPI-partner Stichting Proefdiervrij is zich anders gaan opstellen. Waren zij activistisch gebleven, dan hadden wij bij ZonMw veel meer in het defensief gezeten. Nu kunnen we samen naar iets toe werken. Dat is een groot goed, waarvoor ik ze graag de credits geef. Er is rond dierproeven veelstemmigheid, verschil van inzicht en nuance, maar zeker geen maatschappelijke patstelling.’

Vergroot afbeelding Willy van Heumenprijs bij ZonMw
Op het kantoor van ZonMw in Den Haag is een mooi plekje ingeruimd voor de Willy van Heumenprijs.