“We moeten het ongemak over het gebruik van dieren voor de wetenschap in de discussie houden”

Henriëtte Bout, programmacoördinator Beroepsethiek en Wetenschapsfilosofie bij de UvA, is voorzitter van de ZonMw-programmacommissie Meer Kennis met Minder Dieren. Ze houdt zich bezig met ethiek, wetenschap en filosofie. ZonMw is één van de partners van TPI. Alle uitspraken zijn op naam van de geïnterviewde en niet van het partnerprogramma Transitie Proefdiervrije Innovatie. Wij laten op onze website alle relevante geluiden horen.

Vergroot afbeelding Foto Henriëtte Bout
Henriëtte Bout, programmacoördinator Beroepsethiek en Wetenschapsfilosofie bij de UvA, is voorzitter van de ZonMw-programmacommissie Meer Kennis met Minder Dieren

Hoe kijk jij als ethica naar dierproeven en proefdiervrije innovatie?

Tegen dierproeven zijn is niet altijd een ethisch standpunt, maar voor dierproeven zijn is niet per definitie niet een ethisch standpunt. Het is belangrijk om te kijken waar je staat en welke aannames eronder zitten. Hoe is het te verdedigen, welke argumenten liggen eronder? Mensen die voor zijn, baseren zich vaak op antropocentrische of zoöcentrische uitgangspunten, waar de mens centraal staat en dieren over het algemeen minder morele status hebben. De positie die je in kunt nemen, heeft ook met onze culturele en persoonlijke opvattingen te maken.

Er zijn proeven met hogere diersoorten zoals mensapen. Daar wordt beargumenteerd 'we doen onderzoek met hogere diersoorten, omdat ze zo op mensen lijken'. Maar dat is meteen het argument waarom proeven met hogere diersoorten zoals mensapen moreel problematisch zijn: ze zijn zo vergelijkbaar met mensen. Je kunt beredeneren dat ze daardoor ook een vergelijkbare morele status hebben. Muizen zien we in onze cultuur bijvoorbeeld vaak als ongedierte, dat maakt het gebruiken van muizen als proefdier wellicht meer acceptabel voor sommigen. Er is jaren geleden veel discussie geweest over het gebruik van labradors in Maastricht, terwijl dat onderzoek ethisch te verantwoorden was. Maar omdat labradors ook huisdieren zijn, kan het zijn dat sommigen daarom moreel verontwaardigd zijn over dit proefdiergebruik.

Je ethische stellingname is dat het moreel niet past om proefdieren te gebruiken.

Nou, mijn stellingname is dat het moreel problematisch is. Ik vind het een te grote uitspraak om te zeggen dat het altijd in alle gevallen moreel niet past. Dat zou een algemeen oordeel zijn. Maar ik kan wel zeggen dat ik het over het algemeen moreel problematisch vindt om proefdieren te gebruiken.

We moeten het ongemak over het gebruik van dieren voor de wetenschap in de discussie houden. We komen er niet als we in een welles-nietes terechtkomen over of het moreel gepast is of niet. Als we hier uit willen komen met elkaar, moeten we in mijn optiek met een alternatief komen, waar de wetenschap mee verder kan. En dat kan door proefdiervrije innovaties te stimuleren. Een transitie naar proefdiervrije innovatie klinkt ingewikkeld. Je streeft naar innovatie - ontwikkeling, verbetering - en dat moet dan ook nog een transitie zijn. Bij het ZonMw-programma Meer Kennis met Minder Dieren (MKMD) zetten we hier op in. Ons doel is om innovaties te stimuleren die het huidige proefdiergebruik kunnen vervangen. Vervangen en verminderen door er weg van te bewegen.

Is het vervangen van dierproeven hetzelfde als innoveren?

Nee, vervangen is vervangen. Als er proefdiervrije technologieën bestaan die dezelfde functie hebben als de dierproef, dan moet je die natuurlijk gebruiken. Maar innoveren is dat je die technologieën bewust ontwikkelt om de bestaande praktijk te verbeteren. Je wilt eigenlijk steeds beter onderzoek kunnen doen en bij voorkeur met andere middelen dan proefdieren. Daar heb ik soms wel wat bedenkingen bij. Er heerst nu het narratief dat het ook bétere wetenschap moet zijn, maar wat mij betreft kan het ook hetzelfde onderzoek zijn, met andere middelen. Dat is waardoor ik denk dat we onze hand kunnen overspelen: vervangen, innoveren, én betere wetenschap. Een van die drie gaat vast een keer niet lukken en dat speelt tegenstanders van de transitie naar proefdiervrije innovatie in de kaart. Binnen TPI is de koppeling met vervanging losgelaten. Ik zou zelf de eis willen loslaten dat het óók betere wetenschap moet opleveren, whatever that may be.

Het mooiste zou zijn om meer met menselijke materialen en data te gaan doen. Ik wil graag kijken wat er wel kan met de mens als proefpersoon. Wat kunnen we met de data die al beschikbaar is over vaccinontwikkeling en mensen die er ziek van zijn geworden? Dan kunnen we ook zoeken naar oorzaken. Dat zijn andere wegen om met gezondheid bezig te zijn. En we hebben nieuwe hoopgevende technologieën zoals organs-on-a-chip. En de CRISPR-Cas technologie. Jennifer Doudna (Universiteit van Californië) en Emmanuelle Charpentier (Max Planck Institut Berlijn) ontvingen hier terecht een Nobelprijs voor. Je kan met deze technologie heel nauwkeurig in het DNA knippen en plakken, zonder bijverschijnselen, lijkt nu. Je moet er natuurlijk heel zorgvuldig mee omgaan, maar ik zou dat pad van de inzet van proefpersonen wel wat meer willen bewandelen.

Wat maakt de transitie lastig?

De biomedische onderzoekspraktijk is gebouwd rondom dierproeven. Als je daaraan morrelt, dan valt er heel veel om. Dus dat roept weerstand op. Maar het moet wel bespreekbaar zijn om vernieuwing te brengen. Je kan ook een verandering teweegbrengen die een nieuwe betrouwbare onderzoekspraktijk oplevert. We gaan dan waarschijnlijk andere wetenschappers opleiden. Niet meer alleen pipetteren en in het lab, maar ook data en chips uitlezen, of gezondheidsapps.

In de politiek ligt de focus sterk op het getal van 500.000 proefdieren per jaar. Dat aantal neemt niet af. Hoe zie jij dat?

Als het goed beredeneerd proefdiergebruik is, dan zegt zo'n getal me niks. Als het slordigheid is, dan word ik geraakt. Maar dat is in Nederland niet aan de orde door de goede ethische en technische afwegingen aan de voorkant. Politici hebben een focus op het absolute aantal. Maar misschien zijn we wel heel efficiënt geworden. Onderzoeksgroepen delen de data van dierproeven met elkaar. De opbrengst per dierproef is heel hoog. Wat ik wel heel pijnlijk vind, is dat er veel dieren gedood worden die niet gebruikt worden voor onderzoek, maar er wel voor gefokt zijn. Bijvoorbeeld omdat ze niet de goede genetische achtergrond hebben. Dat zijn ook ongeveer 500.000 dieren. We zetten nu wel in op het laten adopteren van bijvoorbeeld ratten en muizen die niet geschikt zijn voor onderzoek, maar dat is marginaal. Dat haalt het morele probleem niet weg.

Welke rol speelt de politiek?

Waar het mij dan nu voornamelijk om gaat is de politieke wil om bepaalde ontwikkelingen een duw te geven, te stoppen of om te buigen. Voor sommige medicijnen zijn dierproeven door wet- en regelgeving verplicht. Dus dan is het echt een kwestie van politieke wil. De wetgeving rondom verplichting van dierproeven zit de transitie naar proefdiervrij onderzoek heel erg in de weg. Daar moet eigenlijk gezegd worden: dit is achterhaald. Dat er daardoor nu onnodig proefdieren worden gebruikt, vind ik problematisch. In Nederland kunnen we onze nek uitsteken door voorloper te willen zijn. Ook in het buitenland kijken mensen naar ons. Het is niet alleen een nationaal maar ook een Europees vraagstuk. Er is een heel breed Europees draagvlak nodig om dat te veranderen. Dus dat moeten we gewoon kunnen gaan regelen.

Hoe hoopvol ben jij gestemd over de toekomst? Als we 10-20 jaar vooruitkijken, waar kunnen we dan zijn?

Ik ben er meestal heel hoopvol over, maar soms ook niet. Ik doe al jaren een test onder mijn studenten. Ik leg ze een aantal situaties voor en dan moeten ze kiezen 'wat zou ik doen'? De antwoorden die ze kiezen, staan voor een ethische type redenatie. Wat ik zie, is dat die studenten bewegen van een antropocentrisch wereldbeeld naar een zoöcentrische wereldbeeld en de laatste jaren zelfs naar een meer biocentrisch en ecocentrisch wereldbeeld. Dat betekent dat deze jongeren veel meer levensvormen moreel relevant lijken te vinden dan alleen mensen en hogere diersoorten. Het leven wordt ingewikkelder, want je moet je over veel meer handelingen moreel verantwoorden, maar dat weerhoudt ze er niet van om die morele grondhouding aan te nemen. Ik zie jonge onderzoekers die kant op bewegen, dat biedt potentieel voor nieuwe oplossingen voor het proefdiervraagstuk.


Meer relevante perspectieven zijn te vinden in onze rubriek Verhalen.